08 juli 2007

Divorce

Reclame-technologie

De dienstensector is per traditie erg schuw als het gaat om ’t bedenken en toepassen van nieuwe technologie. En ’t zou me niet verbazen als de reclame-sector veruit het sloomst is.
Terwijl voor ’t bedenken van elke uiting en elke campagne toch elke keer een zelfde proces wordt gevolgd. Terwijl dat proces en het managen daarvan, en het volgen van de resultaten dankzij de voortschrijdende atomisering van media en middelen, toch echt te ingewikkeld aan ’t worden is voor face-value evaluaties. Terwijl er anderzijds door de voortschrijdende digitalisering van informatie, van media, en de effecten daarvan toch steeds meer mogelijkheden komen om reclame-inspanningen van begin (marktdata, briefing, creatie) tot eind (media-assets, plaatsing, waarneming, effecten) in één alles overziend management- en rapportage-dashboard te vangen. Terwijl binnen luttele jaren de overgrote meerderheid van alle commerciële communicatie toch ‘over IP’ zal worden gedistribueerd. Terwijl er met de dag toch steeds meer hartstikke goeie technologie beschikbaar komt.

De laatste editie van de Ad’Tech (Hamburg, mei) barstte weer van de interessante softwares. De exposanten hadden ’t heel druk: met bezoekers uit de hoek van de internetbureaus en de internetreclame-netwerken, en met elkaar.
Traditionele reclamebureaus ontbraken totaal. Ik telde één klassiek mediabureau. En met de totale ter plekke aanwezige populatie van adverteerders had ik ’n potje kunnen klaverjassen. Ontwaakt!

Dit stukje verscheen eerder als column in Adforesult, juni 2007.

Nieuwe media, ouwe kennis

Ik heb in m’n carrière de betekenis van het begrip “nieuwe media” een keer of vijf drastisch van inhoud zien veranderen. Wat me daarbij telkens weer opviel, is dat de kennis die tijdens de “vorige generatie” was opgebouwd, niet of nauwelijks werd overgedragen op de “volgende generatie” van nieuwe media. Blijkbaar zijn nieuwe media-ondernemers zodra ze zijn uitgepionierd net zo behoudend als traditionele media-ondernemers: ze houden op een gegeven moment gewoon op met innoveren.
Zo is het fenomeen community nu al een keer of wat heruitgevonden. Het exploiteren van bulletin boards in de vroege jaren ’80 had nauwelijks repercussies voor het marketen van de babbelboxen in de audiotex-hausse van de late jaren ’80. Nauwelijks ‘n sprankje wetenschap opgedaan door minitel- en videotex-bedrijven werd getransfereerd naar het web. En nu onze mobiele apparaatjes eindelijk voldoende bandbreedte beschikbaar krijgen èn worden voorzien van steeds beter bedienbare interfaces, zie je wéér dat alle interactieve wieltjes opnieuw worden uitgevonden.
Bij ’t exploiteren van mobiele applicaties en content treedt nòg een merkwaardige paradox op. Enerzijds is elk business model dat via de telefoon wordt geëxploiteerd in principe heel kansrijk omdat de transactie in het aangaan van de verbinding kan worden ingebakken (in het bijzonder via premium rate services), anderzijds zijn de toegestane maximum tarieven in Nederland idioot laag, en pakken de operators een zó schandelijk groot stuk van de omzet, dat het nog steeds heel moeilijk is om een lucratieve service in de markt te zetten.
Ik zou daarom drie dingen willen vragen aan de telecom-operators. 1) Richt samen een kennisinstituut inzake nieuwe media op, sponsor wat leerstoelen, stimuleer wat gecertificeerde opleidingen. 2) Hou op met je te conformeren aan de fatsoensrakkerij van verwarde kamerleden, en zet samen met de OPTA een winnende lobby op voor het liberaliseren van de PRS-tarieven. 3) Hou op met het bestelen van de exploitanten.
Borging en overdracht van kennis plus een daadwerkelijke liberalisering van de markt kunnen van Nederland hèt centrum maken van de volgende vijf generaties nieuwe media.

Deze posting verscheen eerder als column in Adforesult, mei 2007.