08 februari 2007

Slechte voornemens

Als CEO van een Nederlands Top 1000-bedrijf, zet je nooit je 06-nummer en je email-adres op je visitekaartje. Je email laat je uitprinten door je secretaresse.
Een manager van een Nederlands bedrijf googlet nooit op “[naam van mijn bedrijf] + waardeloos”.
Als een Nederlandse ondernemer een ecommerce-site ter markt brengt, kiest hij altijd een Nederlandse merknaam (en is-ie zielsblij met de beschikbaarheid van het bijbehorende .nl-domein).
Als tot een Nederlandse marketer doordringt dat er wellicht weer een interessant nieuw medium in opkomst is, is-ie er al te laat bij om de inzet ervan positief te laten afstralen op het innovatieve imago van zijn merk.
Als een Nederlandse marketer een briefing afgeeft voor een nieuwe campagnestrategie, komt de term accountability in het hele verhaal niet voor. Zijn bureau begint er ook niet over.
Als een Nederlands bedrijf het bezoek aan z’n website wil bevorderen, is er op de hele marketing-afdeling niemand die zelf eens hands-on een paar meier opmaakt aan ’t uitproberen van Google AdWords.
Als een Nederlandse tv-zender een cross media-format produceert, gaat na de laatste tv-uitzending de website op zwart.
Als een Nederlands reclamebureau voor een radiospotje een ondernemer moet typeren, casten ze altijd een tweederangs acteur die bekakt kan praten.
Als een Nederlands mediabureau een nieuwe titel nog niet in een of ander bereiksonderzoek heeft zitten, zullen ze deze in geen enkel mediaplan aanbevelen.
Als een Nederlands reclamebureau een keer het internet in de middelenmix betrekt, stellen ze een viraal bedoeld filmpje voor omdat er geen geld was voor de inzet van tv.
Als een Nederlands web-bureau een keer iets thematisch bedenkt, gieten ze het altijd in de vorm van een interactief Flash-spelletje.
Als een Nederlands creatief team bij een thema-campagne een website moet bedenken, komen ze altijd met een domeinnaam van minstens 57 letters, met daarin eenonderwerpeengezegdeeneenmeewerkendvoorwerp.nl.

Dit stukje verscheen eerder in Adforesult, 2007, nr. 1/2.