23 november 2008

Locatie, locatie, locatie!

Je zou communiceren gerust een van de belangrijkste lange termijn-trends van de afgelopen vijftig jaar kunnen noemen. Sociaal bellen kwam pas op in de jaren zestig, toen de telefoon van de muur in de gang naar het tafeltje in de huiskamer verhuisde. Onze bevattelijkheid voor méér babbelfaciliteiten kwam in de jaren tachtig heftig aan het licht met rages die werden aangejaagd door wat we tóén ‘nieuwe media’ media noemden: forums op bulletin boards (BBS’en), chat-faciliteiten op Videotext en partylines via premium telefoonlijnen (“Bellen met z’n tienen tegelijk!”), die toen nog allemaal een 06-prefix hadden, en daarom “06-lijnen” werden genoemd.

In Nederland pleegden we in 1993 gemiddeld nog maar een kleine 20 miljoen telefoontjes per dag, bijna uitsluitend over het vaste net van de PTT (Koninklijke PTT Nederland zou pas het jaar daarop KPN gaan heten).
Inmiddels hebben we meer mobiele telefoontjes dan Nederlanders. Ze bellen en sms’en zich elke dag suf (we verstuurden met z’n alleen al tijdens de paar uur rond de laatste jaarwisseling ruim 23 miljoen sms’jes!).

Dankzij en via internet zijn we bovendien ook massaal gaan emailen, voicemailen, chatten, instant messengen, skypen en twitteren. En via de commentaar-functionaliteiten van blogs en via de betere community-platforms worden we ook al in staat gesteld om één op één of groepsgewijs allerlei berichten uit te wisselen.
Onze dorst naar communicatie blijkt vooralsnog onlesbaar. Voice, voice mail en sms zijn de killer apps van de mobiele telefoon. IM, email, chat, Twitter, blog-comments en VoiP behoren tot de intensiefst gebruikte features van het Web (en het zijn ook de functionaliteiten die het op het mobiele web steeds beter doen).

“Wat doe je?”
We worden allemaal als vanzelf steeds handiger in het managen van al die communicatie-modaliteiten. Relaties wier nummer niet herkend wordt door ons mobieltje, laten we eerst even ‘in de voice mail vallen’. Bellers die we wél herkennen, maar waarin we even geen zin hebben, trouwens ook. Email sturen we uit en beantwoorden we op het moment dat het òns het beste uitkomt. Hebben we een messenger aanstaan, dan melden (of simuleren!) we een status die op dàt moment het beste strookt met onze zin of tegenzin om instant te communiceren.

Die status-meldingen (zoals: Online, of Bezet of Zo terug, of Afwezig, of Aan de telefoon, of Met lunchpauze, of zelfs: Afwezig) hebben al gezorgd voor een kleine, maar nauwelijks opgemerkte, revolutie in haast alle segmenten van digitale communicatie. Ze voegen daaraan namelijk een nieuwe, constant aanwezige laag toe. Deze extra laag wordt steeds algemener gelabeld met de term presence (ook wel eens met het eigenlijk juistere awareness): je kunt je er immers steeds van vergewissen wat je vrienden, collega’s en zakenrelaties op elk gegeven moment van de dag doen of voorwenden te doen.
Twitter is er een ultieme exponent van. Maar je ziet presence-signalen nu ook consequent toegepast worden in de communicatie-tools die van het web naar de mobiele telefoon worden getransfereerd. Zie bijvoorbeeld Fring en Nimbuzz.

Presence helpt je, kortom, om veel beter in te schatten via welk medium en welk kanaal je relaties op elk gegeven moment van de dag benaderd wensen te worden. Daarbij wordt steeds duidelijker wordt dat je eigen contact-list in je messenger, en/of je eigen adresboek op je eigen telefoontje eigenlijk je enige èchte community representeren – eentje waarin jezelf in het middelpunt staat. Dit biedt je bovendien een sterke, al snel verslavende ‘sense of belonging’.
Messenging en presence hebben al geleid tot een nieuwe, supertransparante etiquette van openheid, vertrouwen, en uitsluitend op reciproke permissie gebaseerde communicatie. Zelfs als je niet actief met iemand communiceert, kun je je toch een idee vormen van wat hij of zij op enig moment uitvoert.

“Waar ben je?”
Veel van de genoemde nieuwe communicatiefaciliteiten zijn zich meer en meer aan het loszingen van de gefixeerde desktop PC. We rijden en reizen er tegenwoordig immers steeds meer mee rond. Always on, anytime, anywhere - met onze vederlichte laptopjes, onze kekke Blackberry’s en onze razendsmarte telefoontjes. Die beweeglijkheid maakt dat de vraag “Waar ben je?” inmiddels in online conversaties de vaste openingsvraag “Wat doe je?” aan het verdringen is.

En dát verschijnsel opent nu weer een nieuwe markt voor location based service providers: technologie-aanbieders die je in staat stellen om voortdurend te peilen – en relevant te maken – waar jij en je hardware uithangen, en om die informatie automatisch te delen met weer andere dienstenaanbieders (die je bijvoorbeeld snel kunnen laten zien welke vijf of tien cafés op dat moment op loopafstand van je huidige locatie gevestigd zijn).

Interessanter nog, is dat de early adopters van deze nieuwe services die locatieve informatie ook weer graag blijken te delen met hun vrienden en kennissen. Naast “presence”, voegen daarmee in de toekomst ook “locatie”, en in het kielzog daarvan eveneens “proximity” en “availability” nieuwe, in principe immer aanwezige extra informatielagen toe aan je reguliere communicatie.

De prognose is dat er binnen vier jaar wereldwijd 600 miljoen (1) of 800 (2) tot zelfs 950 (3) miljoen mensen lid zullen zijn van mobile social networks. Het via je mobiele devices continu actief kunnen participeren in je community zal ongetwijfeld de brug vormen die nodig is om de digitale virtualiteit van de huidige networks te verbinden met het in het echte leven ontmoeten van en communiceren met je “community friends”.

We zullen dus de komende 50 jaar wel niet minder gaan communiceren.

(1) www.juniperresearch.com/index.php
(2) www.emarketer.com/Article.aspx?id=1006514
(3) www.pyr.com

Dit stukje verscheen ook in Second Sight, november 2008.

Geen opmerkingen: